boottrekker
- Geluid: boottrekker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbotrɛkər / (3 lettergrepen); /bottrɛkər/
- boot·trek·ker
- samenstelling van boot zn en trekker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boottrekker | boottrekkers |
verkleinwoord | boottrekkertje | boottrekkertjes |
de boottrekker m
- (beroep) (verkeer) (geschiedenis) persoon die een boot voorttrekt langs een rivier of kanaal
- Een ander beeld van den arbeid "De Boottrekker", de slaaf die in alle weer, als een gedaagd lastdier de zware schuit voort trekt. Het lichaam voorovergebogen trekt hij, trekt en trekt tot aan de volgende wisselplaats waar hij den borstriem losmaakt en de jaaglijn overgeeft aan een andere sleeper, (…). [1]
- (verkeer) auto die wordt gebruikt om een aanhanger met een klein vaartuig voort te bewegen
- Als caravan- en boottrekker, of met een paardetrailer aan de haak, kan deze Audi 80 ook het nodige aan. [2]
- Het woord 'boottrekker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ N."Brieven uit Brussel. De folklore in het onderwijs" in: Nieuwe Tilburgsche Courant jrg. 51 nr 10652 (21 december 1929); p. 13 kol. 2; geraadpleegd 2019-04-26
- ↑ Tomadesso, N."Audi 80 Quattro: een stukje luxe zekerheid" in: Limburgsch Dagblad jrg. 69 nr. 49 (27 februari 1987); p. 8 kol. 1; geraadpleegd 2019-04-26