bootsschoen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bootsschoen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- boots·schoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bootsschoen | bootsschoenen |
verkleinwoord | bootsschoentje | bootsschoentjes |
Zelfstandig naamwoord
de bootsschoen m
- (scheepvaart) Plaat die buiten boord wordt gehangen en waartegen de boot rust als zij uit het water wordt geheven (om gebreeuwd of geteerd te worden)
Gangbaarheid
- Het woord 'bootsschoen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.