Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boord·licht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boordlicht boordlichten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het boordlichto

  1. (scheepvaart) lantaarn aan de zijkant van een schip
    Deze lantaarns zijn rood aan bakboord en groen aan stuurboord en ze zijn zo ingericht dat je beide lantaarns alleen tegelijk ziet als je je recht voor het schip bevindt.
     Met de visserij gaat het minder: met deze tak van maritieme voedselvoorziening is het bijna gedaan. Straks doet de laatste Nederlandse haringvisser het boordlicht uit.[2]
  2. (luchtvaart) lamp aan de zijkant van een vliegtuig
    Deze lampen zijn links rood en rechts groen gekleurd en zitten aan de uiteinden van de vleugels.
     Aan het slot draait een speelgoedvliegtuigje rondje in de lege ruimte. De boordlichten branden.[3]
  3. schijnsel van een lantaarn aan de buitenkant van een schip of vliegtuig
     In de boordlichten van de Black Hawk lichten stroken asfalt glanzend wit op.[4]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Atte Jongstra 24 juni 2005
    “De haring gefileerd” op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Kester Freriks
    “Boek over jeugdige hersenpatient ook op toneel een juweeltje” (22 april 1994) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Jari Lindholm
    “Spoedgevallen is er klaar voor” (1 september 2007) op nrc.nl