boomteelt
- boom·teelt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boomteelt | |
verkleinwoord |
- tak van tuinbouw die zich bezighoudt met het telen van houtige gewassen en planten voor tuinen en groenvoorzieningen
- Een lans voor arbeidsmigranten breekt Albert Jan Maat, voorzitter van de land- en tuinbouworganisatie LTO Nederland. „Als wij niet de beschikking hadden over arbeidsmigranten, zou onze economie er een stuk slechter voorstaan. Ik ken Polen en Roemenen als betrouwbare, hardwerkende mensen. Zo zijn Roemenen geliefd in de boomteelt.” [2]
- Volgens de minister blijken de tuinders die nu bij het UWV aankloppen, dat vooral te doen voor specialistisch werk in onder meer de boomteelt. Dat is ook prima in zijn ogen. „Terwerkstellingsvergunningen blijven nog steeds mogelijk als hier niet kan worden voorzien van personeel”, aldus Kamp. [3]
- Het woord boomteelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boomteelt" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad J. Visscher 10-09-2013 „Beheersing taal cruciaal voor arbeidmigrant”
- ↑ De Telegraaf 09 nov. 2012 Tuinders vragen flink minder Roemenen via UWV
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be