Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • boom·schors·vlieg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomschorsvlieg boomschorsvliegen
verkleinwoord boomschorsvliegje boomschorsvliegjes

Zelfstandig naamwoord

de boomschorsvliegv / m

  1. (tweevleugeligen) Megamerina dolium   een vliegensoort uit de familie van de boomschorsvliegen (Megamerinidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1805 door Fabricius
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie