• boom·schaar
enkelvoud meervoud
naamwoord boomschaar boomscharen
verkleinwoord boomschaartje boomschaartjes

de boomschaarv / m

  1. een snoeischaar om bomen mee bij te knippen
    • Ik denk niet dat het met dit snoeischaartje gaat lukken, heb je misschien een boomschaar?