Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·nus·kind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bonuskind bonuskinderen
verkleinwoord bonuskindje bonuskindjes

Zelfstandig naamwoord

het bonuskindo

  1. (eufemisme) een kind van iemands partner en zijn of haar vroegere partner
     Andere genomineerden waren Bonuskind van Saskia Noort, Derksen van Michel van Egmond en Antoinnette Scheulderman, Martien van Jan Dijkgraaf, Opgewekt naar de eindstreep van Hendrik Groen en Wen er maar aan van Maike Meijer[1]
     Zijn vrouw kan de zaken niet draaiende houden, omdat ze ook moet zorgen voor hun ‘vier kinderen plus een bonuskind’. Raadsman Sicco Wester beklaagde zich erover dat het Openbaar Ministerie de arrestatie van G. in juni meldde in een persbericht waarvan volgens de advocaat eenvoudig de koppeling met zijn bedrijven was te maken. Dat leverde veel negatieve publiciteit op. Inmiddels stelt justitie dat de kledingbedrijven geen enkele rol speelden in de vermoede cocaïnehandel.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Lale Gül wint NS Publieksprijs met 'Ik ga leven'” (Woensdag 17 november 2021, 20:02), NOS
  2.   Weblink bron
    Paul Vugts
    “Einde dreigt voor exclusieve modemerken door coke-zaak: ‘Alles staat op het spel, de eigenaar is nodig’” (28-09-2022), Tubantia