• bont·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord bontheid bontheden
verkleinwoord

de bontheidv

  1. het veel verscheidenheid hebben
    • Hoewel P.J. (PJ) een somptueus statusblik leaset, skatet hij zoveel mogelijk naar de bontheid van met paperassen overladen bureaus om zijn neiging tot corpulen-tie coûte-que-coûte op een acceptabel peil te handhaven en rugbyt hij daarnaast in een kleurrijk *30+-team (30-plusteam), waar mama’s-kindjes en volwassen dreumesen tot een geoliede groep gelouterde haviken worden omgesmeed. [2] 
  2. het zeer kleurrijk zijn
    • Hoewel bij de meeste postuurkanaries de kleur geen rol speelt wordt in de Engelse standaard, voor de Lancashire een eenkleurige vogel geëist, waarbij bontheid niet toegestaan is. [3] 
    • Dit is de Pathé De Kuip voor een deel ook geworden: vanaf de uitvalsweg is het moeilijk om het gebouw over het hoofd te zien. De lange gevel langs de weg is bekleed met gifgroene stukken metalen golfplaat die schots en scheef zijn gemonteerd. Maar de andere lange gevel van het gebouw, die tegenover al gebouwde nieuwbouwwoningen ligt, is het volkomen tegendeel van bontheid geworden. Hier zijn de vele vluchttrappen geplaatst met als resultaat een doodse, rommelige, grijze gevel. [4] 
80 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Moeilijk dictee in Tubbergen - met volledige dicteetekst 07-12-11
  3. Wikipedia Lancashire (kanarie) Lancashire (kanarie)
  4. NRC Bernard Hulsman 5 oktober 2002 Maritieme filmkolos bij de Kuip
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be