bonte vliegenvanger

Nederlands

 
Bonte vliegenvanger
Zang
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bon·te vlie·gen·van·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bonte vliegenvanger bonte vliegenvangers
verkleinwoord bont vliegenvangertje bonte vliegenvangertjes

Zelfstandig naamwoord

de bonte vliegenvangerm

  1. (zangvogels) Ficedula hypoleuca   een kleine zangvogel (±13 centimeter, 9-15 gram) uit de familie van de vliegenvangers (Muscicapidae). Het is een van de vier soorten zwart-witte vliegenvangers die in het westers Palearctisch gebied voorkomt. De bonte vliegenvanger hybridiseert in beperkte mate met de withalsvliegenvanger. De soort broedt in het grootste deel van Europa en West-Azië. Het is een trekvogel die voornamelijk in West-Afrika overwintert. Het bouwt zijn nest meestal in holtes, bij voorkeur in eiken. Bij de bonte vliegenvanger is polygynie gebruikelijk, waarbij het mannetje niet in de onmiddellijke omgeving een tweede vrouwtje tracht te veroveren. Na de paringen gaat het mannetje terug naar het eerste vrouwtje en helpt met het voeden van de jongen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie