Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bom·ex·plo·sie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bomexplosie bomexplosies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bomexplosiev

  1. (militair) ontploffing van een met explosieven gevuld vernietigingstuig
     Gisteren waren twee explosies in de buurt van het oude centrum van de Syrische hoofdstad, waarschijnlijk gericht tegen bussen met sjiitische pelgrims. Die waren onderweg naar een bedevaartsplek in Damascus. Het ging waarschijnlijk om een zelfmoordaanslag en een bomexplosie, maar dat is nog niet bevestigd.[1]
     In december vielen bij een bomexplosie in de koptische kathedraal in Caïro 25 doden. Die aanslag, enkele weken voor Kerst, werd eveneens opgeëist door Islamitische Staat.[2]
  2. (figuurlijk) een plotselinge, heftige gebeurtenis
     Niemand zag het nieuws van Rosberg aankomen. Hij heeft naar eigen zeggen zijn droom waargemaakt en gaat zich richten op zijn gezin. "Deze bomexplosie zag ik niet aankomen. Nico met zijn familie, zijn volgende avontuur. Een topgozer", meende voormalig Formule 1-coureur en tv-commentaar Martin Brundle.[3]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dodental aanslag Damascus loopt op naar 74” (Zondag 12 maart 2017, 14:15), NOS
  2.   Weblink bron “Bloedbad bij koptische kerken in Egypte: 43 doden” (Zondag 9 april 2017, 11:18), NOS
  3.   Weblink bron “Vertrek wereldkampioen Rosberg verrast F1-wereld” (Vrijdag 2 december 2016, 16:41), NOS