• bom·be·an·grep
Naar frequentie 46350
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bombeangrep     bombeangrepet     bombeangrep     bombeangrepa
bombeangrepene  
genitief   bombeangreps     bombeangrepets     bombeangreps     bombeangrepas
bombeangrepenes  

bombeangrep, o

  1. bomaanslag
    «De offisielle dødstallene etter bombeangrepene på søndag har steget til 76 personer.»
    Het officiële dodental na de bomaanslagen op zondag is opgelopen tot 76 mensen.
  2. bomaanval, bombardement
    «Russiske fly gjennomførte bombeangrep mot den georgiske byen Gori.»
    Russische vliegtuigen hebben een bombardement tegen de Georgische stad Gori uitgevoerd.

bombeangrep

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van bombeangrep


  • bom·be·an·grep
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bombeangrep     bombeangrepet     bombeangrep     bombeangrepa  

bombeangrep, o

  1. bomaanslag
  2. bomaanval, bombardement

bombeangrep

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van bombeangrep