• bo·lo
enkelvoud meervoud
naamwoord bolo bolo's
verkleinwoord - -

de bolov / m

  1. (voeding) zoete Antilliaanse taart
     De Antillen staan bekend om hun ‘bolo’ en ‘tèrt’. Een van de bekendste is de ‘bolo di manteka’, gemaakt van bloem, suiker, boter en een relatief grote hoeveelheid eieren.[2]
  1. bolo op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    René A. Römer e.a.
    “Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen.” (1977), De Walburg Pers, Zutphen, ISBN 9060110838, p. 347 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  


bolo

  1. vlucht; het zich door luchtruim bewegen.
  2. taart