• bol·kaf
enkelvoud meervoud
naamwoord bolkaf
verkleinwoord

het bolkafo

  1. restdelen van de vlasplant die men bijvoorbeeld gebruikt als paardenvoer
     Een der interessantste bedrijven in ons land is de vlasserij. In de eerste plaats, omdat - al is het natuurlijk te doen om linnen en lijnzaad - er vrijwel geen afval is. Alles is nog wel ergens goed voor; in de afgelopen jaren diende bijvoorbeeld de zog. ‘bolkaf’ met een lekker sausje voor... tabak![2]
16 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    J.J. Mak
    Adelen in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 65 nr. 4 (1948), E.J. Brill, Leiden, p. 307
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be