Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bof·kip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bofkip bofkippen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bofkipv

  1. (voeding) (gerecht met) vegetarische kip
     Kippenboeren mogen niet meer over 'bofkippen' spreken, als het aan de Vegetarische Slager ligt. Het bedrijf stelt dat de term zijn intellectueel eigendom is.[1]
  2. (veeteelt) kip die het geluk heeft in Nederland te leven omdat in Nederland het dierenwelzijn het best geregeld is
     Pluimveehouders roepen de bofkip in het leven om de strijd aan te gaan met de plofkip. Onze kippen boffen dat ze in Nederland leven, omdat het dierenwelzijn hier ten opzichte van de rest van Europa het best geregeld is, stelde de Nederlandse Vakbond voor Pluimveehouders (NVP), de initiatiefnemer van de campagne, vrijdag.[2]
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Kippenboer mag term 'bofkip' niet gebruiken” (Redactie 25-02-2013), Tubantia
  2.   Weblink bron “Bofkip in tegenoffensief plofkip” (Redactie 22-02-2013), Tubantia