• boe·ren·tram
  • samenstelling van  boer zn  en  tram zn  met het invoegsel -en- , zo genoemd omdat de verbinding door boeren werd gebruikt om naar de stad te gaan
enkelvoud meervoud
naamwoord boerentram boerentrams
verkleinwoord - -

de boerentramm

  1. (verkeer) (informeel) (België) personenvervoer tussen stad en platteland per rail over de openbare weg
     Nog meer dan de trein is de buurtspoorweg het vervoermiddel van de smokkelaar geworden. De boerentram, zoals hij in de volksmond wordt genoemd, is het vehikel voor oud en jong, is de held van de smokkeloorlog. Legendarisch worden de boerentrams die uit Antwerpen naar de Kempen vertrekken of uit Brussel het Pajottenland inrijden.[1]
  1.   Weblink bron
    Herwig Jacquemyns
    “België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2: Een bezet land.”, 5e druk (1984), DNB/Uitgeverij Peckmans, Kapellen, ISBN 90 289 9785 7, p. 63