Nederlands

 
1. Een punt zoete boekweittaart uit Duitsland.
Uitspraak
Woordafbreking
  • boek·weit·taart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boekweittaart boekweittaarten
verkleinwoord boekweittaartje boekweittaartjes

Zelfstandig naamwoord

de boekweittaartv / m

  1. (kookkunst) gebak gemaakt uit boekweitmeel (vermalen graankorrels van Fagopyrum_esculentum  )
     Van koek met spek en tafelbier tot boekweittaart: bij deze adresjes kan je terecht voor de lekkernij.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Rudi Smeets
    “Trek in boekweitpannenkoek? Bij deze adresjes in Limburg kom je aan je trekken” (28 oktober 2021) op hbvl.be