boekweittaartje
- Geluid: boekweittaartje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbukwɛiˌtarcə / (4 lettergrepen)
- boek·weit·taart·je
- boekweittaart met het achtervoegsel -je
het boekweittaartje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boekweittaart
- ▸ Een pittige paddestoelensoep, een sauvignon uit 2009, een stuk snoekbaars, een chardonnay die zo gauw van tafel werd gehaald dat ik de gegevens niet kon noteren, een pinot noir, een varkenshaasje en een biefstukje met snijbonen en kwarkbrood, een tweede traminec en een boekweittaartje later ging het licht uit in Jeruzalem.[1]
- Het woord 'boekweittaartje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Druifje in Slovenië” (1 oktober2010) op hpdetijd.nl