Nederlands

 
boekverkoper
Uitspraak
Woordafbreking
  • boek·ver·ko·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boekverkoper boekverkopers
verkleinwoord boekverkopertje boekverkopertjes

Zelfstandig naamwoord

de boekverkoperm

  1. (beroep) iemand die boeken verkoopt
     Bij boekverkoper Segijn aan het Rokin de Traité de la police gekocht.[2]
     Maar als begin dit jaar een wet wordt gelanceerd die het mogelijk maakt Hongkongers uit te leveren aan het Chinese vasteland, wordt het de boekverkoper te heet onder de voeten. "Niemand wil wonen op een plek waar je je constant zorgen moet maken over je persoonlijke veiligheid. Ik werd constant gevolgd in Hongkong, mijn telefoon werd gemonitord. In zo'n omgeving wil ik niet leven." Hij vertrok naar Taiwan.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron
    Sjoerd den Daas
    “Taiwan veilige haven voor Hongkongse demonstranten die uitlevering vrezen” (20-12-2019), NOS