• boek·leg·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord boeklegger boekleggers
verkleinwoord - -

de boekleggerm

  1. strook kaartkarton, leer of stof om een bladzijde in een boek mee te markeren, zonder dat die bladzijde daarvan schade oploopt
     ‘Het Tibetaanse boek van leven en sterven’ van Sogyal Rinoche was het eerste boek, het ligt nog steeds op haar nachtkastje. De boeklegger is op driekwart blijven steken. "Ik kon er niets mee. Mijn kind is niet overleden, ze is vermoord.[1]
  1.   Weblink bron
    Rinskje Koelewijn
    “De moeder van Caroline Vreeburg: 'Aan woede kun je geen termijn stellen'” (22 januari 2000) op nrc.nl