boeier
- boei·er
- In de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1475 [1]
- Naamwoord van handeling van boeien met het achtervoegsel -er ?? [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boeier | boeiers |
verkleinwoord | - | - |
- (scheepvaart) oud type zeilschip, nu vooral gebruikt voor pleziertochten
- Het woord boeier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boeier" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "boeier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ boeier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be