• bloed·stol·lend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bloedstollend bloedstollender bloedstollendst
verbogen bloedstollende bloedstollendere bloedstollendste
partitief bloedstollends bloedstollenders -

bloedstollend

  1. waardoor bloed gaat klonteren en een korst vormt (om verder bloedverlies te voorkomen)
    • Aan die koolstofbelletjes hecht tranexaminezuur, een bloedstollend middel, zich eenvoudig en kan zo de inwendige wond bereiken. [3]
  2. angstaanjagend
    • Een bloedstollend ingrediënt van dat mengsel is het beeld van wreedheid, hardheid, genadeloze rechtvaardigheid (…) [4]
    • Bloedstollend denkbeeld; hij zal er niet zijn! [5]
  3. heel spannend
    • In deze spannende roman brengt Annie Degroote een bloedstollend verhaal over de dappere Flore die tegen alle vooroordelen van haar tijd in kiest voor de liefde en de vrijheid. [6]
  4. heel erg
    • En laat het nu net in deze afwisseling van bezettingen en dus klankidiomen zijn, dat de kracht van dit bijwijlen bloedstollend mooie album ligt. [7]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[8]