blauwgrijze muggenvanger

 
foto J.Folmer Cedar Point NC juni 2003
  • (IPA in voorbereiding)
  • blauw·grij·ze mug·gen·van·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord blauwgrijze muggenvanger blauwgrijze muggenvangers
verkleinwoord blauwgrijs muggenvangertje blauwgrijze muggenvangertjes

de blauwgrijze muggenvangerm

  1. (zangvogels) Polioptila caerulea   een lid van de familie van de muggenvangers (Polioptilidae). Kenmerkend zijn de witte onderstaart en de witte randen van de bovenstaart. Het mannetje heeft in de broedtijd een dunne wenkbrauwstreep. Hij is het best te herkennen aan zijn gezang, een scherp sjrpieuw-sjprieuw. De lichaamslengte bedraagt 11 tot 13 cm