• bla·der·dos
enkelvoud meervoud
naamwoord bladerdos
verkleinwoord

de bladerdosm

  1. (plantkunde) de takken van een boom tezamen met de bladeren
     Uiteindelijk is je dat gelukt. Fier sta je met een weelderig bladerdos te pronken, schaduw te geven aan jong en oud, decor te zijn voor menig fraai stadsgezicht en dienst te doen als urinoir voor onze honden. Ook dat laatste kan je niet deren.[2]
42 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Je zult maar een boom zijn in Amsterdam'” (8 juli 2018), Het Parool
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be