bladder
- blad·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bladder | bladders |
verkleinwoord | bladdertje | bladdertjes |
- een luchtblaasje in een verflaag, of de daarvan loskomende verfschilfers
- Nu reeds begint de verf te bladderen en ligt de vloer vol bladders.
vervoeging van |
---|
bladderen |
bladder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bladderen
- Ik bladder.
- gebiedende wijs van bladderen
- Bladder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bladderen
- Bladder je?
- Het woord bladder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bladder" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ bladder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be