[2]: A bivouac
Een bivak
  • biv·ou·ac
  • Ontleend aan het Franse zelfstandige naamwoord bivouac, dat waarschijnlijk van het Zwitserse/Elzassische woord "biwacht" komt, dat weer van "Beiwacht" (= verdere wacht) komt
enkelvoud meervoud
bivouac bivouacs

bivouac

  1. (militair) bivak, legerkamp, legerplaats
    «Soldiers setting up a bivouac by the stream.»
    Soldaten zetten op een bivak bij de stroom.
  2. bivak (bijv. van bergbeklimmers)
  • [1]: lay out a bivouac
een bivak opslaan
vervoeging
onbepaalde wijs to  bivouac 
he/she/it  [[bivouacs
ook: bivouacks#Engels|bivouacs
ook: bivouacks]] 
verleden tijd  bivouacked 
voltooid
deelwoord
 bivouacked 
onvoltooid
deelwoord
 bivouacking 
gebiedende wijs  bivouac 

bivouac

  1. overgankelijk, (militair) bivakkeren
    «The army bivouacked for the night by the lake.»
    Het leger bivakkeerde voor de nacht aan het meer.
  2. overgankelijk bivakkeren
    «The climbers bivouacked on a ledge of the cliff.»
    De klimmers bivakkeerden op een richel van de klif.