Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bio·scoop·scherm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bioscoopscherm bioscoopschermen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bioscoopschermo

  1. (filmkunst) doek waarop een film wordt geprojecteerd in een filmzaal
     Een ander vindt het erotische verhaal niet helemaal geschikt voor het grote bioscoopscherm. "Het is niet echt een film om in de bioscoop te zien. Eerder een film voor thuis, met je vriend."[1]
     Ondertussen in een bioscoop in het centrum van Eindhoven. Daar kijken zo'n 180 man - biertje in de hand, dat wel - op een groot bioscoopscherm naar de wedstrijd. Hopend op een goede afloop, een "romantische komedie met een goed einde".[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Deze film kun je beter thuis met je vriend kijken'” (Woensdag 11 februari 2015, 22:52), NOS
  2.   Weblink bron “Zo kijken de fans buiten het stadion naar PSV-Atlético Madrid” (Woensdag 24 februari 2016, 22:05), NOS