binnenwiel
- Geluid: binnenwiel (hulp, bestand)
- bin·nen·wiel
- samenstelling van binnen en wiel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | binnenwiel | binnenwielen |
verkleinwoord | binnenwieltje | binnenwieltjes |
het binnenwiel o
- het wiel dat aan de binnenzijde ligt
- Het binnenwiel had een lekke band.
1. het wiel dat aan de binnenzijde ligt
- Het woord 'binnenwiel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.