• bin·nen·vaar·tuig
enkelvoud meervoud
naamwoord binnenvaartuig binnenvaartuigen
verkleinwoord

het binnenvaartuigo

  1. (scheepvaart) schip geschikt voor de binnenwateren
     Gedacht werd dat de schipper nog in het binnenvaartuig zat, maar die hoop bleek gisteren ijdel. Toen is het hele schip tevergeefs doorzocht. Ook een zoektocht in het water leverde niets op.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Zoektocht vermiste schipper Westerschelde hervat” (Zondag 8 februari 2015, 11:16), NOS