bijterig
- bij·te·rig
- Naamwoord van handeling van bijten met het achtervoegsel -erig [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bijterig | bijteriger | bijterigst |
verbogen | bijterige | bijterigere | bijterigste |
partitief | bijterigs | bijterigers | - |
bijterig [2]
- geneigd zijn om te bijten
- De rotspython, die bekend staat als agressief en bijterig, komt voor in Afrika en eet voornamelijk kleine zoogdieren zoals ratten. [3]
- Ondanks hun angstaanjagende uiterlijk zijn Cacata's zijn niet gevaarlijk. Ze zijn niet giftig. Wel hebben ze de neiging om soms wat bijterig te zijn. De verwondingen die dat gedrag oplevert zijn niet ernstig. [4]
- Het woord bijterig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijterig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ bijterig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 15-09-13 Man vindt wurgslang in tuin
- ↑ Tubantia Tom Tates 25-11-16 Megaspin valt hysterisch schreeuwende toeriste aan
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be