bic
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bic
Woordherkomst en -opbouw
- eponiem, naar het gelijknamige merk (logo: BiC) van het bedrijf BIC , genoemd naar de oprichter, M. Bich
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bic | bics |
verkleinwoord | bicje | bicjes |
Zelfstandig naamwoord
de bic m
- balpen
- Hij heeft altijd de prozaïsche, proletarische bic gebruikt om te denken en schrijven, om krabbels te maken, om te tekenen, en zich door het overschrijven en bedekken van prentkaarten en foto's de kunstgeschiedenis toe te eigenen. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'bic' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bic" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Verschaffel, B."Leven en werken van Jan Fabre" in: Figuren / Essays. (1995) Van Halewyck, Leuven / De Balie, Amsterdam; ISBN 90 5617 035 X; p. 204; geraadpleegd 2017-07-11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
bic | le bic | bics | les bics |
Zelfstandig naamwoord
bic m
Synoniemen
Zelfstandig naamwoord
bic m