bezittelijk
- Geluid: bezittelijk (hulp, bestand)
- be·zit·te·lijk
- Naamwoord van handeling van bezitten met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bezittelijk | bezittelijker | bezittelijkst |
verbogen | bezittelijke | bezittelijkere | bezittelijkste |
partitief | bezittelijks | bezittelijkers | - |
bezittelijk
- betrekking hebben op bezit
- Een bezittelijk voornaamwoord is een voornaamwoord dat betrekking heeft op bezit.
- 'Dat is zijn huis' = 'Dat is het huis dat hij bezit'.
- Het woord bezittelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bezittelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be