bewindvoerster
- be·wind·voer·ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bewindvoerster | bewindvoersters |
verkleinwoord | bewindvoerstertje | bewindvoerstertjes |
de bewindvoerster v
- vrouw die de tijdelijk aan het hoofd van een bedrijf staat na het faillissement
- Na de ondergang van de meubelzaak probeerde de bewindvoerster nog te zorgen voor een doorstart.
- vrouw die deelneemt aan de regering
- De bewindvoerster van binnenlandse zaken gaf commentaar op de problemen bij de gemeente.
- Het woord bewindvoerster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.