• be·wind·voer·ster
  • Samenstellende afleiding van bewind en de stam van voeren met het achtervoegsel -ster
enkelvoud meervoud
naamwoord bewindvoerster bewindvoersters
verkleinwoord bewindvoerstertje bewindvoerstertjes

de bewindvoersterv

  1. vrouw die de tijdelijk aan het hoofd van een bedrijf staat na het faillissement
    • Na de ondergang van de meubelzaak probeerde de bewindvoerster nog te zorgen voor een doorstart. 
  2. vrouw die deelneemt aan de regering
    • De bewindvoerster van binnenlandse zaken gaf commentaar op de problemen bij de gemeente.