berceuse
- ber·ceu·se
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | berceuse | berceuses |
verkleinwoord | berceusetje berceuseje |
berceusetjes |
de berceuse v
- (muziek) wijsje dat helpt slaperig te worden
- Op het programma de Davidsbündlertänze en de Sonate nr 3 op 14 'Concert zonder orkest' van Schumann en een aantal nocturnes, ballades en een berceuse van Chopin. [3]
- In de laan om de hoek was het een eenzame weduwe, die de ogen niet sluiten kon en even opstond om door het gordijn te gluren wie het toch waren die zo aardig speelden. Het leek wel een wiegelied, een berceuse, op een gitaar en een viool, heel in de verte begeleid door een paar fluitjes of zo. [4]
- (meubel) stoel die door de persoon die erop zit gemakkelijk een klein stukje voor of achterover kan worden gekanteld
- [2] schommelstoel, wipstoel
- [1] slaapliedje, wiegelied
- Het woord berceuse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "berceuse" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ berceuse op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Voorkeur; Muziek (15 januari 1998) in: nrc.nl; geraadpleegd 2019-02-24
- ↑ Schendel, A. van"De vier muzikanten" in: Verzameld werk. Deel 5. (1977) Meulenhoff Nederland, Amsterdam; ISBN 90 290 0755 9; p. 616; geraadpleegd 2019-02-24
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /bɛʁsøz/
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
berceuse | la berceuse | berceuses | les berceuses |
berceuse v