• be·pleit
  • vervoeging van bepleiten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
bepleiten

bepleit

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van bepleiten
  2. gebiedende wijs van bepleiten
vervoeging van: bepleiten…
verbogen vorm: bepleite

bepleit

  1. voltooid deelwoord van bepleiten


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bepleit bepleiter bepleitst
verbogen bepleite bepleitere bepleitste
partitief bepleits bepleiters -

bepleit

  1. van iets of iemand dat er vurige voorstanders van zijn
    • Beintema benadrukte dat de recent door bewoners van Haarle-Noord nog bepleite tunnel of fietsbrug ter hoogte van de Koersweg/Meijerinksweg geen onderdeel is van de inzet van Hellendoorn in het bestuurlijk overleg. Een motie van de drie lokale partijen om dat alsnog voor elkaar te krijgen kreeg geen meerderheid in de raad. De motie kreeg steun van VVD, GroenLinks en fractie Ter Harmsel, waardoor de stemmen staakten op 12-12. [1] 
    • De vanuit de Amsterdamse haven lang en vurig bepleite nieuwe zeesluis wordt de grootste ter wereld, zo werd nog maar eens benadrukt toen minister Melanie Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) in IJmuiden officieel het startschot gaf voor de bouw. [2] 
    • Sybrand Van Haersma Buma bepleit nu in De Telegraaf dat kinderen in de klas staand het Wilhelmus leren. Dat kun je oubollig vinden, de achterban van normen-en-waardenpartij CDA voelt zich op de wenken bediend. Daar tegenover staat Lodewijk Asscher, van wie we ons nog steeds afvagen hoe hij het door hem bepleite progressief patriottisme vorm gaat geven. [3]