• be·nij·dens·waard
stellend
onverbogen benijdenswaard
verbogen benijdenswaarde
partitief benijdenswaards

benijdenswaard [1]

  1. het benijden waard: afgunst opwekkend
    • De biografie die Jolande Withuis (1949) schreef over het voor-vorige staatshoofd van Nederland, is het verhaal van een gevangenschap. Een schitterende gevangenschap misschien, een in veel opzichten ook wel benijdenswaardige gevangenschap, maar toch. [2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Arjen Fortuin 27 oktober 2016 NRC