Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bel·le·tje·trek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord belletjetrek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het belletjetreko

  1. (spel) Spelletje dat stoute kinderen spelen waarbij ze aan de bel trekken en hard weglopen.
Vertalingen

Gangbaarheid