belastingschuw
- be·las·ting·schuw
- samenstelling van belasting zn en schuw bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | belastingschuw | belastingschuwer | belastingschuwst |
verbogen | belastingschuwe | belastingschuwere | belastingschuwste |
partitief | belastingschuws | belastingschuwers | - |
belastingschuw
- (financieel), (psychologie) bang voor het betalen van belastingen; geneigd om de belastingen te ontduiken
- ▸ Rijke en belastingschuwe politieke vluchtelingen hebben namelijk een voor deze groep karakteristiek probleem, dat verder niet zo gebruikelijk is onder politieke vluchtelingen.[1]
- Het woord 'belastingschuw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149