Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kor·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bekorting bekortingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bekortingv

  1. het kleiner maken van iets
     Dat zou vervolgens weer tot een bekorting van de wachtlijst moeten leiden.[2]
     Wel wordt de invoering van al die plannen in veel gevallen op de lange baan geschoven; zo gaan de vereenvoudiging van het ontslagrecht en de bekorting van de WW-duur pas vanaf 2016, stapsgewijs, in.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Commentaar: Kies je eigen ouders” (09-07-2012), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Marcel ten Broeke
    “Analyse: Polder steekt de kop in het zand voor tekortprognoses” (12-04-2013), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be