bekopen
- be·ko·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekopen /bə'kopə(n)/ |
bekocht /bə'kɔxt/ |
bekocht /bə'kɔxt/ |
zwak -cht | volledig |
bekopen
- overgankelijk iets ~ met een prijs ergens voor betalen
- Hij bekocht het met de dood. Hij overleed door de gevaarlijke actie hij had ondernomen.
- Gisteren hebben we lekker op het strand gelegen, maar vandaag moesten we dat met een pijnlijk rode huid bekopen.
- iets met rake klappen bekopen
1. iets ~ met een prijs ergens voor betalen
iets met rake klappen bekopen
|
- Het woord bekopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekopen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be