behelzen
- be·hel·zen
- In de betekenis van ‘inhouden’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van halzen met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
behelzen |
behelsde |
behelsd |
zwak -d | volledig |
behelzen
- betrekking hebben op
- Dit boek behelsde een aanklacht op de katholieke kerk.
- overgankelijk inhouden
- Het woord behelzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "behelzen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "behelzen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ behelzen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be