• be·ha·ge
  • Afkomstig van het Middelnederduitse word  behagen ww 
  • Noors werkwoord met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 17644
vervoeging
onbepaalde wijs behage
tegenwoordige tijd behager
verleden tijd behaga
behaget
voltooid
deelwoord
behaga
behaget
onvoltooid
deelwoord
behagende
lijdende vorm behages
gebiedende wijs behag
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

behage

  1. overgankelijk behagen, bevallen, plezieren, tevredenstellen
    «Dette er en konsert som rommer musikk som vil behage mange.»
    Dit is een concert dat muziek bevat die velen zal plezieren.
  • Hva behager?
Pardon?
Wablief?