• been·vis·ach·ti·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord beenvisachtige beenvisachtigen
verkleinwoord - -

de beenvisachtigev / m

  1. (dierkunde) benaming voor geschubde zeedieren behorend tot de superklasse Osteichthyes  
     De riemvis is een fascinerende beenvisachtige die zelden of nooit levend wordt aangetroffen.[1]

beenvisachtige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van beenvisachtig
     Aangezien Entelognathus een placoderm is met een beenvisachtige grijns, schrijven ze, en haaien zo'n grijns niet hebben, passen haaien niet in die ontwikkeling. Ze kunnen dus niet aan de basis van de beenvissen hebben gestaan, maar ze hebben zich in een eerdere fase afgesplitst.[2]
  1.   Weblink bron
    jrosquin
    “Zeldzame reusachtige oervis op beeld vastgelegd” (10 juni 2013) op hbvl.be
  2.   Weblink bron
    Joep Engels
    “Eerste vis met gezicht zet evolutie op de kop” (26 september 2013) op trouw.nl