beenkap
  • been·kap
enkelvoud meervoud
naamwoord beenkap beenkappen
verkleinwoord

de beenkapv / m

  1. stevige, beschermende bekleding van (de voorzijde van) het onderbeen
    • Zo moesten we hier op de redactie drie keer kijken naar look nummer 11. Want, klopte het wat we zagen? Een mannelijk model met een kraag, handschoenen, beenkappen, hoge hakken en…een rood beschilderd bloot geslachtsdeel? [3] 
83 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[4]