bedoening
- be·doe·ning
- Naamwoord van handeling van doen met het achtervoegsel -ing met het voorvoegsel be- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedoening | bedoeningen |
verkleinwoord | bedoeninkje | bedoeninkjes |
de bedoening v
- druk gedoe
- Gekidnapt in Jemen: vroeger 'all-inclusive-paradijs', nu levensgevaarlijke bedoening.
- ▸ Bij aankomst was het een wilde bedoening: te veel mensen, te veel drank en te veel drama’s. Ik speelde al een tijdje met de gedachte om alleen verder te lopen en voelde dat dat moment nabij was.[2]
- inrichting
- Het woord bedoening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedoening" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ bedoening op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be