• bec·co
enkelvoud meervoud
becco becchi

becco m

  1. (zoötomie) snavel
  2. (dysfemisme) bek, snavel, snater
    «chiudi il becco
    hou je bek!
  3. (techniek) gasbrander
  4. (dierkunde) bok
  5. (figuurlijk) hoorndrager, bedrogen echtgenoot
  • ecco fatto il becco all'oca!
klaar is Kees!
  • mettere il becco in qualcosa
zich ergens mee bemoeien
  • non avere il becco di un quattrino
geen rooie duit hebben
  • restare a becco asciutto
met lege handen blijven staan