bebouwer
- be·bou·wer
naamwoord van handeling van bebouwen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bebouwer | bebouwers |
verkleinwoord |
- iemand die de grond bewerkt voor de landbouw
- Het woord 'bebouwer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bebouwer" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be