battelen
- [1] Geluid: battelen (hulp, bestand)
- [1] IPA: /ˈbɛtələ(n)/
- [2] Geluid: battelen (hulp, bestand)
- [2] IPA: /ˈbɑtələ(n)/
- bat·te·len
- [1] van Engels to battle "strijden"
- [2] via Jiddisch van Hebreeuws בִּטֵּל (biteel) "laten vervallen"[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
battelen |
battelde |
gebatteld |
zwak -d | volledig |
battelen
- direct met elkaar de strijd aangaan (door wedijverende rappers of hiphopdansers)
- (Jiddisch-Hebreeuws) nietig verklaren, vernietigen (in: chomets battelen)
- Het woord battelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.