• ba·sis·voor·waar·de
enkelvoud meervoud
naamwoord basisvoorwaarde basisvoorwaarden
verkleinwoord

de basisvoorwaardev

  1. het eerste dat nodig is en waar men niet zonder kan
    • Het geloof in God lijkt een basisvoorwaarde voor een predikant, die immers Gods boodschap moet doorgeven. Toch weet maar liefst één op de zes dominees niet of er een God bestaat of ontkent dat zelfs. Ze zeggen dat lang niet altijd tegen hun gemeente, zo blijkt uit een gisteren gepresenteerd IKON-onderzoek. [1] 
    • “Veiligheid is voor een stad als Enschede een absolute basisvoorwaarde om prettig te kunnen wonen en leven. Daarvoor heeft iedereen op een bepaalde manier een eigen verantwoordelijkheid. [2] 
    • Het kabinet verdedigt onze laatste plek binnen de EU op het gebied van klimaat resultaten alsof het allemaal vanzelf wel goed gaat komen', vervolgt Van Tongeren. 'Dit wetenschappelijke rapport laat zien dat snelle actie nu nodig is om de opwarming van de aarde een halt toe te roepen. Klimaat is geen beleidsoptie maar een basisvoorwaarde voor onze hele samenleving.' [3]