• ba·sis·ren·te
enkelvoud meervoud
naamwoord basisrente basisrentes
basisrenten
verkleinwoord

de basisrentev / m

  1. (economie) de marktrente die een bank in rekening brengt bij nieuwe hypotheken zonder een risico-opslag
     Staalbankiers zei echter opeens een percentage van minimaal 0 procent te rekenen. "Indien de basisrente en opslag resulteren in een negatief totaalpercentage, bedraagt het tarief 0 procent", zei de bank in een brief aan de klant.[1]
     De basisrente blijft staan op nul procent en de depositorente voor banken die geld stallen bij de ECB blijft - 0,4 procent, dus banken moeten geld betalen als ze geld tijdelijk onderbrengen in Frankfurt.[2]
  2. (economie) de dagrente die een spaarder altijd ontvangt zonder de getrouwheidsopslag voor als het geld langer vastgezet wordt
  1.   Weblink bron “Achmea-klant moet geld toe krijgen op hypotheek” (04-04-2016), NOS
  2.   Weblink bron “Centrale bank geeft 1000 miljard uit, maar inflatie blijft te laag” (02-06-2016), NOS