Nederlands

 
bashoorn
Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·hoorn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bashoorn bashoornen
bashoorns
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bashoornm

  1. (muziek) (verouderd) blaasinstrument met een lage toon
     Na het geblaf van de honden klonk het jachtsignaal voor een wolf, gegeven door de bashoorn van Danilo; de hele meute voegde zich bij de voorste drie honden, en het ineenvloeiende gejank van de honden klonk op met die bijzondere uithalen die erop wijzen dat ze achter een wolf aanjagen.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen